William Spaaij heeft even geen sixpack nodig

Acteur William Spaaij speelt de hoofdrol in het muzikale toneelstuk De kleine blonde dood, dat maandag in première gaat. Spaaij vertolkt in het stuk de rol van een jonge vader die zijn zoontje verliest. Vijf vragen aan de acteur.

De Kleine Blonde Dood is een geheel nieuwe voorstelling. Is dat zwaarder dan wanneer je in een stuk staat zoals Mary Poppins, waar elke stap en noot al van tevoren vastligt?

'Vooral de repetitieperiode is intensiever, denk ik. Mary Poppins was ook zwaar, maar om heel andere redenen: er waren veel grote changementen, ik moest in een tuigje aan het plafond hangen. De Kleine Blonde Dood is veel kleiner. Maar het vergt wel veel energie om met zijn allen precies de juiste toon te vinden. Het is bijna als het monteren van een film: het verhaal staat vast, maar binnen de scènes zijn nog heel veel veranderingen mogelijk. We zijn echt iets aan het creëren.'

Het is de bewerking van een deels autobiografisch boek van Boudewijn Buch. Is de familie nog bij de ontwikkeling betrokken?

'Ja, maar dat gaat vooral via producent Albert Verlinde. Ik weet dat de familie van Boudewijn bij de première aanwezig is, dat vind ik heel bijzonder. Maar tijdens het maken en repeteren ben ik er niet echt mee bezig. Ik benader mijn rol ook echt als een fictief personage en concentreer me op wat hij meemaakt als hij er achter komt dat hij een zoontje heeft. Ik ga niet Boudewijn naspelen. Maar er zitten wel veel knipogen naar hem: we hebben de witte handschoentjes, er zit een Mick Jagger-verwijzing in.'

Je zoontje sterft aan het slot. Is de rol erg heftig om te spelen?

'Ja, en nee. Iedereen weet hoe het verhaal afloopt, en dat is een dramatisch moment. Maar het is tegelijkertijd ook een prachtig verhaal over de relatie tussen een vader en zijn zoon. Niet alleen tussen mij en mijn kind, maar ook tussen mij en mijn vader waar ik afscheid van neem. Het stuk is meer een ontroerende familiegeschiedenis dan een tragische tearjerker. We gaan ook nergens heel bewust in het drama hangen. Ik denk dat je op die manier het publiek ook niet bereikt.'

Als er twee dingen zijn die er doorgaans krukkig uitzien op een podium, zijn het seks- en sterfscènes. Jij hebt ze in dit stuk allebei.

'Ik denk dat we met regisseur Peter de Baan daar een prima oplossing voor hebben gevonden. Geen van beide scènes worden zoals je ze zou verwachten. Het worden geen tranen met vioolmuziek aan een ziekenhuisbed: dat soort emoties moet je de kijker niet opdringen, dat moet hij of zij zelf kunnen invullen. En ook de seksscène is iets heel anders dan je zou verwachten, meer een soort circusact.'

Tijdens de seksscènes zit je prominent met ontbloot bovenlijf op het podium. Al hard aan het trainen?

'Dat valt wel mee. Ik schaam mij niet voor mijn lijf. Je kan wel zien dat ik een danser ben, maar ik heb geen afgetraind lichaam. Ik word ouder, krijg zelfs een klein buikje. Ik let wel op mijn figuur, maar we hebben er bewust voor gekozen dat ik geen sixpack hoef te hebben voor deze voorstelling. Dat zou mijn personage op een bepaalde manier minder menselijk maken. En Boudewijn was zelf ook absoluut geen sportschooltype.'

De Kleine Blonde Dood gaat maandag in première in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Daarna is het stuk door heel Nederland te zien.