Column Marcvanderlinden

Column Marc van der Linden

Er zijn veel mensen die dromen van een leven met bedienden. Ik behoor zelf tot die groep. Het lijkt me heerlijk dat iemand elke dag mijn bed opmaakt, vraagt wat ik wil eten, de boodschappen doet en ’s avonds ook nog even de boel afruimt en opruimt. Op vakanties gedij ik dan ook het beste in hotels, waar alles met één simpel telefoontje te regelen is. En het valt me dan elke keer weer best zwaar om thuis te komen, waar de koffer zelf uitgepakt moet worden en waar enkele uren na terugkeer al de eerste was draait.

Ik heb diepe bewondering voor huisvrouwen en huismannen die de hele dag bezig zijn met de zorg voor een gezin of diegenen die het huishouden runnen naast een drukke baan. Maar hoe ideaal het ook lijkt om lakeien, koks, tuinmannen en ander personeel te hebben, de werkelijkheid is ook hier anders. Onze royals groeien immers op met veel personeel. Voor alles wat gedaan moet worden, is er wel iemand. Maar wat blijkt dan? Als je voortdurend omringd wordt door personeel, vind je het juist prettig dat even niet te zijn. Juist tijdens de vakanties willen de Oranjes zo min mogelijk vreemden in de buurt. En dus gaat men op vakantie zelf naar de supermarkt, wordt er gekookt en samen afgewassen. Voor de kinderen is het leuk omdat ze hun ouders nooit in die rol zien. Beatrix was geen keukenprinses en als het gezin zelf kookte, stond Claus meestal achter het fornuis en mocht zijn vrouw de aardappels jassen en de afwas doen, zo hoorde ik eens. De komst van burgermeisjes aan het hof heeft er ook voor gezorgd dat er door hen hele maaltijden op tafel worden gezet. Máxima en haar schoonzusjes Mabel en Laurentien groeiden op in gewone gezinnen en leerden dus ook zelf koken. Zij worden door de Oranjes nu als heuse chef-koks gezien die tijdens de vakantie heerlijke maaltijden op tafel toveren. Dat werkt aanstekelijk, want de koning zou zich onder druk van zijn schoonfamilie gespecialiseerd hebben in het barbecueën tijdens de vakanties. Wat er precies wordt gekookt, blijft natuurlijk het geheim van Lech en Tavarnelle, de twee plaatsen waar de Oranjes het meest samenkomen voor vakanties.

Toch kunnen ze tijdens de vakanties niet helemaal zonder vreemden. De lijfwachten zijn altijd een beetje in de buurt. Dag en nacht bewaakt worden geeft misschien wel een veilig gevoel, maar er wordt een hoge prijs voor betaald. Je bent nooit eens echt alleen. Als je een boswandeling wilt maken, of stiekem wat stouts wilt doen… er is altijd iemand die meekijkt. Dat deel van het leven met personeel lijkt me dan ook vreselijk. Zo erg zelfs dat het wassen en koken me ineens een stuk minder tegenstaan!